|
|
Created by y.gladdines
almost 12 years ago
|
|
| Question | Answer |
| Axiale beweging | Voorwaardse beweging die plaats vindt via gecoördineerde beweging via de lichaamsas (romp en/of staart) - geassocieerd met aquatische levenswijze |
| Notochord | Semirigide staaf die de rug ondersteund |
| Dorsaal | Rugzijde |
| Ventraal | Bijkzijde |
| Neuaalboog | Omsluit ruggenmerg en loopt dorsaal uit in spinaal uitsteeksel |
| Hemaalboog | Omsluit grote bloedvaten net onder wervelkolom en eindigt ventraal in een hemaaluitsteeksel - ontbreekt bij veel vertebraten / uitgesproken bij vissen |
| Appendiculaire elementen | Gebruik van aanhangsels voor voortbeweging |
| Ceratotrichia | Zeer fijn, ongesegmenteerd en opgebouwd uit een hoornige massa |
| Epidotrichia | Gesegmenteerde, verbeende structuren die aan hun basis ontdubbeld zijn als vinstralen - geven een waaiervormig effect - overige vissen |
| Pterygiophora | kraakbenige structuren die de vinnen verankeren |
| Stylopodium | Opgebouwd uit 1 enkel lang been - humerus / femur |
| Humerus | Opperarmbeen |
| Femur | Dijbeen |
| Zeugopodium | Twee paralelle lange beenderen - radius & ulna / tibia & fibula |
| Radius | Spaakbeen |
| Ulna | Ellepijp |
| Tibia | Scheenbeen |
| Fibula | Kuitbeen |
| Pronatie / supinatie | Draaien van het lidmaat om eigen as naar binnen en naar buiten |
| Autopodium | Hand / voet - opgedeeld in basipodium, metapodium en acropodium |
| Basipodium | Verschillende rijen beentjes - handwortelbeentjes / voetwortelbeentjes |
| Ossa carpalia | Handwortelbeentjes |
| Ossa tarsalia | Voetwortelbeentjes |
| Metapodium | Middenhandsbeentjes / middenvoetsbeentjes |
| Ossa metacarpalia | Middenhandsbeentjes |
| Ossa metatarsalia | middenvoetsbeentjes |
| Acropodium | Uiteinde bestaande uit maximaal 5 tenen opgebouwd uit meerdere kootjes |
| Digiti | Tenen |
| Phalanges | Kootjes |
| Gordels | Waar de ledematen stevig verankert zijn met het lichaam |
| Craniodorsaal | ? |
| Caudoventraal | ? |
| Ventrale middenlijn | ? |
| Contralaterale | ? |
| Proximaal | ? |
| Distaal | ? |
| Sacrum | Heiligbeen |
| Craniaventraal | ? |
| Os ilium | Darmbeen |
| Os pubis | Schaambeen |
| Osischium | Zitbeen |
| Symphysis pelvis | ? Zitbeen + schaambeen versmolten |
| Acetabulum | Gewrichtskom waarin de femurkop articuleerd |
| Scapula | Schouderblad |
| Clavicula | Sleutelbeen |
| Manubrium sterni | Craniale punt van het borstbeen |
| Coracoid | ? Ravenbeksbeen |
| Glenoïdaalholte | ? |
| Acromion | ?? |
| Bidepale dieren | Tweevoetige |
| Zoolganger / plantigrade dieren | Autopodium bij steunname volledig op de grond - land op de hiel - niet de snelste lopers |
| Teengangers / digitigrade dieren | Neerkomen op uiteinde van autopodium - effectieve lidmaat en paslengte wordt vergroot |
| Teentopgangers / unguligrade dieren | Steunen op meest distale falangen |
| Handboogtype (bij wervelkolom) | Ventrale buikwand wordt door een boogvormige wervelkolom opgespannen net als de snaar van een handboog- kleinere / middelgrote zoogdieren |
| Strijkboogtype (bij wervelkolom) | Vertrale buikwand wordt door een gestrekte, terminaal wat geheven wervelkolom opgespannen - groter gewicht om te dragen - grotere zoogdieren |
| Zweeffase | Lichaam en lidmaten komen volledig los van de grond tijdens voorwaardse beweging - langere pas |
| Apofysen | Beenpunten |
| Patagium | Vlieghuid |
| Notorium | Rugwervels vergroeid tot 1 been |
| Synsacrum | Sacraalwervels |
| Pygostyle | Staart |
| Precessus uncinatus | Benig uitsteeksel dat ervoor zorgt dat ribben contact maken met de volgende rib - versteviging van de borstkas |
| Furcula | Wensbeentje |
| Carina | Prominente kam op het borstbeen |
| Elliptische vleugels | Relatief kort en rond - aangetroffen bij vele kleine tot middelgrote vogels levend in struiken / bomen - manouvreren / snelle afdaling en landing - vleugels flapperen snel en continue |
| Hogesnelheidsvleugel | Gestroomlijnd - eindigen op tip die naar achteren gericht zijn - grote snelheid - redelijk snel en continue bewogen |
| Lange, smalle zweefvleugels | Zweefvliegers boven zee gebruikmakend van wind |
| Brede zweefvleugels | Thermiekzwevers - lift bij lage luchtsnelheden - groot oppervlak en vele inkepingen - ook landen / opstijgen met lage snelheden |
| Undulerende voortbeweging | Golvende beweging die qua snelheid iets sneller is dan de voorwaardse beweging |
| Oscillerende / pendelende beweging | In zijn geheel op en neer / heen en weer bewogen |
| Ipsilateraal | Lichaamsonderdeel dat in vergelijking met een gelijkaardig lichaamsonderdeel aan dezelfde kant ligt t.o.v. een gezamenlijk referentiepunt |
| Fotoreceptie | Kunnen waarnemen van licht & lichtsterkte |
| Sclera | Oogwit - buitenste bindweefselige laag van het oog die stevigheid biedt |
| Cornea | Hoornvlies - transparante uitwendige gedeelte van het oog waarlangs het licht het oog kan binnenvallen |
| Choroidea | Vaatvlies - middelste laag voorzien van uitgebreid haarvatennet dat instaat voor de voeding van de onderliggende retina |
| Corpus ciliare | Straalvormig lichaam |
| Iris | Regenboogvlies - scheiding voorste en achterste oogkamer en pupilopening |
| Uvea | Choroidea + corpus ciliare + iris |
| Retina | Netvlies - binnenste laag, opgebouwd uit 2 lagen: uitwendige pigmentlaag en inwendige lichtgevoelige laag met staafjes en kegeltjes |
| Discus opticus | Blinde vlek - waar staafjes en kegeltjes zich verzamelen |
| Chiasma opticum | Gekruisde oogzenuwen - retina doorboord en prikkel naar de hersenen gevoerd |
| Corpus vitreum | Glasachtig lichaam - oogholte achter lens |
| Chondrichthyes | Oogkas |
| Holangiotisch | Retina volledig gevasculariseerd |
| Processus falciformis | Zeisvormige plooi in choroidea |
| Conus papillaris | Kegelvormige plooi in choroidea |
| Pecten oculi | Waaiervormige plooi in choroidea |
| Merangiotisch | Retinale bloedvaten waaieren vanuit discus opticus slechts in horizontale lijn uit naar lateraal en mediaal - lagomorfen/konijn |
| Pourangiotisch | Slechts in zeer beperkte mate kunnen retinale bloedvaten bij ophtalmoscopie waargenomen worden - hoefdieren |
| Beenderige ring | Aanhechting van spieren - verstevigen en vervorming oog beperken |
| Chromatische aberratie | Licht wordt van verschillende golflengtes op andere wijze gebroken - focus op andere plaats en lenzen corrigeren |
| Multifocaal | Correctie van lens - opgebouwd uit concentrische zones |
| Staafjes | Lichtgevoelige pigmenten - absorberen licht over breed spectrum en belangrijk in onderscheiden vormen/bewegingen |
| Kegeltjes | Geactiveerd door beperkte golflengtes - onderscheid in kleuren |
| Nachtzicht | Staafjes - verschillende nabijgelegen staafjes worden via zenuwcellen met elkaar verbonden - 1 staafje geprikkeld, de rest ook |
| Tapetum lucidum | Licht spiegelende laag net onder de retina - invallen licht minstens 2x retina gepasseerd |
| Mediane (derde) oog | Ontstaan uit dorsale deel van hetzelfde hersenbaasje als de laterale ogen - 2 structuren: periëntaal- en pineaal orgaan |
| Pariëntaal- en pineaal orgaan | Pijnappel - Waarnemen dag- en nachtritme -seizoensgebonden verandering in daglichtlengte - informatie aangewend voor slaap/waakpatroon, voortplanting |
| Chemoreceptie | Zintuigonderdelen die in staat zijn chemische signalen op te vangen |
| Macrosmaat | Uiterst goed ontwikkeld reukvermogen |
| Microsmaat | Onderontwikkeld reukvermogen |
| Vomeronasaal orgaan | Orgaan van Jacobsen - olfactorisch orgaan bij alle landvertebraten, met uitzondering van de mens, aangetroffen vooraan de bodem van de neusholte |
| Flehmen | Aanzuigen van geurstoffen door kop op te heffen en bovenlip maximaal opkrullen |
| Feromonen | Geurstoffen die door soortgenoten uitgestuurd worden en invloed hebben op gedrag |
| Octavolateralissysteem | Acousticalateralis - bundelt alle zintuigen die horen tot zijlijnsysteem en die via achtste kopzenuw projecteren naar de hersenen - gehoor/evenwicht |
| Haarcellen | Receptoren met gelijkaardige structuur - gehoor/evenwicht |
| Ampullae van Lorenzini | Buisvormig toeganskanaal dat vertrekt vanaf de huis en onderhuids eindigt in een verwijde ampulla waarbinnen zich gemodificeerde haarcellen bevinden - lokaliseren van levende prooien |
| Laterale lijn | Systeem van mechanoreceptoren dat aangetroffen kan worden bij alle vissen en larvale stadia van amfibieën en ontworpen is om verstoringen en verplaatsingen van water waar te kunnen nemen |
| Neuromast | Opgebouwd uit een aantal haarcellen met tussenin verschillende steuncellen |
| Labyrinth | In embryonale ontwikkeling - opgehangen in zeer dens been via verschillende kleine bindweefselstrengen |
| Perilymfatische ruimte | Ruimte tussen wand van beenerige labyrinth en het membraneuze labyrinth is eveneens opgevuld met vocht |
| Lagena | Uiteindelijke receptie van geluidsprikkels - flesvormige structuur die een uitzakking is van sacculus |
| Orgaan van Weber | Gepaarde aanschakeling van gemodificeerde ribben afkomstig van de eerste 3/4 wervels - beenderen staan ligamenteus met elkaar en de zwemblaas in contact door scharnieren op de wervelkolom kunnen ze als een soort hefbomen de geluidsgolven mechanisch versterken en overbrengen |
| Buis van Eustachius | Tuba audotiva - in verbinding met de keel |
| Columella | Gehoorsbeentje - versterkingssysteem |
| Cochlea/slakkenhuis | Lagena samen met scala verstibuli en scala tympani enorm verlengd en spiraalvormig opgewonden |
| Larynx | Strottenhoofd |
| Echolocatie | Detecteren van objecten/mogelijke prooien door het opvangen en analyseren van eerder uitgestuurde ultrasonen geluidsgolven die op deze objecten weerkaatsen |
| Proprioceptie | 'Zichzelf aanvoelen' - informatie over de houding van het lichaam en de kracht die er inwerkt - coördinatie van bewegingen en inspanning |
| Spierspoeltjes | Gemodificeerde spiervezels waarrond talrijke zenuwuitlopers spiraalvormig opgewonden liggen |
| Magnetoreceptie | Magnetisch veld van de aarde gebruikt voor detectie en oriëntatie |
| Integument | Huid |
| Dermaal been | Osteoderm - onderdeel panser/schild/platte schedelbeenderen |
| Cutane respiratie | Ademhaling door de huid?? |
| Desquamatie | Vervelling door schilfering |
| Granulaire klieren | Produceren irriterende/giftige substanties - geconcentreerd achter oor |
| Nuptial pad | Bij mannelijke kikkers en salamanders - epidermis op voorste tenen gaan sterk keratiniseren tijdens paartijd om partner stevig vast te kunnen pakken |
| Ecdynis | Vervelling in 1x afgestoten |
| Schacht van een veer | Bovenhuids deel van as dat de vlag draagt |
| Melanine | Melanocyten in basale cellaag van epidermis - zwarte/bruine kleur |
| Rode kleur huid | Bloed - oppervlakkig en dens capillair netwerk |
| Blauwe kleur huid | Diffractie van het licht |
| Pigment kleuren | Specifieke kleurstof |
| Structuurkleuren | Breking & verstoring van het licht door specifieke organisatie van partikels binnenin de huid |
| Carotenoïden | Vetoplosbare moleculen - rood/oranje/geel/roze |
| Porfyrines | Groene/bruine kleur door afbraak hemoglobine |
| Ectothermen / chromatoforen | 4 verschillende soorten pigmenten in de dermis |
| Melanoforen | Produceren en stockeren in specifieke celorganellen - melanosomen - malanine |
| Xanthoforen / erythroforen | Verdruppels of vesikels volgeladen met gele en rode carotenoïde pigmenten |
| Iridoforen | Bevatten talrijke parallel gerangschikte reflecterende plaatjes opgebouwd uit purines - glanzend / weerspiegelend aspect |
| Camouflage | Schutkleur |
| Vormvervaging / disruptieve kleuring | Door specifieke kleurpatroon zijn andere dieren moeilijker in staat om een lichaamsvorm te herkennen en de contouren van het lichaam ten opzichte van de omgeving af te lijnen |
| Aposematische kleuren | Opvallende / afschrikkende kleuren - giftig/onsmakelijk/gevaarlijk |
| Mimicry | Aannemen van aposematische kleuren - zonder gevaarlijke eigenschap ook echt te hebben |
| Mimicry van Bates | Ongevaarlijke soort bootst gevaarlijke na |
| Mimicry van Muller | 2 soorten met hetzelfde patroon |
| Mimicry van Emsley | Minder gevaarlijke nabootsen |
| Mimicry van Peckham | Ongevaarlijke nabootsen |
| Autonomie | Mogelijkheid om eigen staart die vastgeklemd wordt af te werpen |
| Monofagen | 1 specifieke voedingsbron - gespecialiseerd spijsverteringsstelsel |
| Polyfagen | Gevarieerde voedselkeuze - opportunisten - spijsverteringsstelsel extra uitgerust |
| Filteren | Nemen bij het eten zowel de prooi als het omgevende water op - water kan opnieuw de mond verlaten terwijl de prooi gevangen blijft |
| Passieve filtering | Met voortbeweging |
| Pompmechanisme | Water actief over de filters bewogen |
| Mechanische vertering | Opgenomen materiaal in uiterst kleine onderdelen gesplitst - cellen spijsverteringskanaal nemen deze op - finale chemische / enzymatische vertering |
| Orapharyngeale ruimte | Mond / keel |
| Pharyngeale tanden | Keeltanden |
| Gastrolieten | Stenen in de maag die het voedsel pletten/vermalen |
| Acrodont | Tanden bovenop ingeplant |
| Pleurodont | Tanden leunen tegen labiale kam kraakbeen |
| thecodont | Tanden die verankerd zijn in de tandkas |
| Homodont gebit | Alle tanden dezelfde vorm |
| Heterodont gebit | Verschillende tandtypes elk toegespitst op een specifieke functie |
| Diphyodont | Tanden eenmaal wisselen |
| Monophyodont | Wisselen tanden nooit |
| Polyphyodont | Wisselen tanden continue |
| Conus/conide | Punt van kies |
| Carnivoor | Eet andere dieren |
| Secodont gebitstype | Tanden mesvormig |
| Scheurkies | 4e premolaar boven en 1 molaar onder |
| Insectivoor | Insecteneter |
| Formicivoor | Zachte insecten eter - mieren/termieten |
| Piscivoor | Viseter |
| Herbivoor | Voed zich met plantaardig materiaal |
| Folivoor | Bladeter |
| Graminivoren | Graseter |
| Frugivoor | Fuiteter |
| Diastema | Tandloze ruimte tussen snijtanden en kiezen |
| Omnivoor | Eet alles |
| Ovivoren | Eierjagers |
| Krop | Grote, ventrale uitzakking van de slokdarm, net voor de borstingang, voor tijdelijk opslaan van voedsel |
| Fundus | Zone maag met maagsapklieren |
| Pylorus | Bij maaguitgang met muceuse klieren |
| Chymus | Brijvormige voedselmassa die bij mondjesmaat wordt doorgegeven naar de darmen |
| Duodenum | Twaalfvingerige darm - eerste deel dunne darm |
| Cloaca | Gemeenschappelijke uitmonding van spijsverteringskanaal en urogenitale stelsel |
| Haustra | Dwars georiënteerde zakvormige verwijding die zelfs bij overmatige vulling van de darm niet verstrijken dankzij taeniae |
| Taeniae | Longitudinaal georiënteerde banden die overmatig uitlening van de darm verhinderen |
| Pens | Rumen |
| Netmaag | Omasum |
| Boekmaag | Omasum |
| Lebmaag | Abomasum |
| Ceacotrofie | Oraal terugnemen van inhoud uit de blinde darm rechtstreeks afgevoerd via anus |
| Coprofagie | Opeten van (eigen) mest |
| Semelpaar | 1 maal in leven paren en jongen voortbrengen |
| Iteropaar | Meermaals jongen voortbrengen |
| Unipaar | 1 jong per nest / worp |
| Multipaar | Meerdere jongen per nest / worp |
| Pluripaar | Meerdere nesten voortgebracht |
| Primipaar | 1 nest voortgebracht |
| Nullipaar | Nog geen nest voortgebracht |
| Ovipaar | Eierleggend |
| vivipaar | Levendbarend |
| Ovovivipaar | Eierlevenbarend |
| Nestvlieder | Open ogen, bedekt met dons / vacht, langere draagtijd en beperkte nestgrootte |
| Nestblijver | Blind, doof, naakt, nauwelijks verbeend skelet en geen kracht voor adequate beweging |
| Broedzorg | Parentale zorg |
| Uitwendige bevruchting | Eicellen bevrucht na uitscheiden ervan |
| Inwendige bevruchting | Copulatie |
| Geslachtsdeterminatie | Geslachtschromosomen - XX vrouw en XY man bij zoogdieren- ZZ man en ZW vrouw bij vogels |
| Poikilothermen | Variabele lichaamstemperatuur - wijzigingen hangen af van omgeving |
| Homeothermen | Relatief constante lichaamstemperatuur - eigen fysiologische processen om het te regelen |
| Ectotherm | Omgevingstemperatuur bepalend voor lichaamstemperatuur |
| Endotherm | In staat warmte te genereren om voldoende hoge lichaamstemperatuur aan te houden - tussen 35 - 40 graden |
| Heterotherm | Combinatie van homeotherm en poikilotherm |
| Counter current heat exchange | Warmte recuperatie doordat warmte van de spieren afgevoerd via het venueze bloed overgedragen naar arteriële systeem dat de spier bevloeit |
| Torpor | Korte periode met verlaagd metabolisme - energiebesparend |
| Hibernatie | Winterslaap - langdurig aanhoudende torpor - fysiologische processen stilgelegd / laag pitje |
| Winterrust | Metabolisme gereduceerd, langdurend vasten, lichaamstemperatuur daalt enkele graden |
| Cross current exchange | Garandeert betere uitwisseling bij snelle stroming van de verschillende media ongeachte de stroomrichting |
Want to create your own Flashcards for free with GoConqr? Learn more.