|
|
Created by y.gladdines
almost 12 years ago
|
|
| Question | Answer |
| Interferentie | Proces waarbij 2 positieve golven door combineren elkaar versterken/verzwakken - golf die het resultaat is van de som van gecombineerde golven |
| Scheidend-/oplossend vermogen / resolutie | Kleinste afstand tussen twee punten waarbij deze nog als twee afzonderlijke punten gezien kunnen worden |
| Numerieke apertuur (NA) | Eigenschap objectief lens - zo hoog mogelijk - medium |
| Aberraties | Lensafwijking |
| Lichtmicroscoop | Licht bron - door condensor lens waardoor het licht gestuurd wordt naar en gecontroleerd wordt op het specimen - zorgt niet voor vergrotingsfactor - objectief lens boven specimen en vormt het primaire beeld - NA van objectief lens bepaald de resolutie en vergroting van het optisch systeem |
| Fluorescentie microscoop | Via lichtbron wordt fluorescentie opgewekt in het te onderzoeken specimen |
| Luminiscentie | Proces waarbij licht geabsorbeerd wordt door een bepaald molecuul waarna deze zelf licht uitzendt |
| Excitatielicht | Energetische waarde |
| Emissielicht | Uitgezonden licht |
| Fluorochromen | Moleculen met fluorescerende eigenschappen |
| Primaire fluorescentie | Reeds in specimen aanwezige fluorochromen |
| Secundaire fluorescentie | Fluorochromen toegevoegd om fluorescentie te induceren |
| SEM - scanning elektronen microscoop | Beeld gevormd door elektronen afkomstig van het oppervlak van het specimen - 3D |
| TEM - transmissie elektronen microscoop | Bundel elektronen dringt doorheen het te onderzoeken staal |
| Autolyse | Enzymen, normaal aanwezig in het weefsel, vangen de eigen cel afbraak aan |
| Fixatie | Weefsel bewaren zoals in vivo |
| Morfologisch onderzoek | Bouw van weefsels |
| Emperisch - morfologisch onderzoek | Welke kleurstof een bepaald weefsel goed kleurt en onder welk omstandigheden |
| Fysisch - morfologisch onderzoek | Sommige kleurstoffen lossen beter op in het een of het ander milieu |
| Chemisch - morfologisch onderzoek | Algemene chemische invloeden zoals de aanwezigheid van positieve en negatieve groepen verklaren het resultaat van een kleuring |
| HE-kleuring | Hematoxyline-eosine kleuring - basische kleurstof zet zich vast op overwegend negatief geladen weefsel-/celdelen - basofiel - DNA/RNA/ribosomen - hematoxyline - zure kleurstof - zet zich vast op overwegend positief geladen weefsel-/celdelen - eosine - mitochondriën/collageen/myoglobine/cytoplasma |
| Van Gieson-hematoxyline kleuring | Hematoxyline kleurt de kernen - pycrinezuur kleurt cytoplasma/epithelia/erytrocyten geen - fuchsine kleurt collageen rood - goed voor contrast spier/bindweefsel |
| Elastine kleuring | Emperische kleuring |
| Reticuline kleuring | Zilver aan oppervlakte binden |
| Argentaffien | Reduceren zilver-ionen tot metalisch zilver - zwart |
| Argyrofiel | Bindt zilver |
| Metachomasie | Na kleuring andere kleur |
| Orthochromasie | Draagt kleur aangewende kleurstof |
| Vorm cel | Bolvorm - aangepast naar omstandigheden |
| Cytoskelet | Structuren die de vorm van een cel helpen te bepalen |
| Grootte cel | Tussen 6-30um |
| Tonofibrillen | Epidermis cellen |
| Myofibrillen | Spiercellen |
| Neurofibrillen | Zenuwcellen |
| Prikkelbaarheid van een cel | Wanneer een fysische, chemische of elektrische prikkel wordt gegeven aan een cel - beantwoordt op waarneembare manier |
| Geleidbaarheid van een cel | Excitatiegolf op plaats van stimulus - loopt over oppervlak van de cel weg - meetbaar als verandering in elektrisch potentiaal |
| Contractititeit van een cel | Cel kan verkorten als antwoord op een stimulus |
| Absorptie | Cellen kunnen voedingstoffen opnemen vanuit extracellulaire omgeving en intracellulair verwerken |
| Secretie | Stoffen gemaakt in de cel wordt uitgescheiden |
| Excretie | Afvalproducten worden uitgescheiden |
| Respiratie | Cellen nemen zuurstof op - voedingstoffen oxideren - energie |
| Groei van een cel | Opname en verwerking van voedingsstoffen - synthese meer organellen |
| Reproductie | Cel deelt in 2 dochtercellen |
| Cytologie | Celleer |
| Histologie | Weefsel leer |
| Micrometer | um - 0,001mm = 10^-6 |
| Nanometer | nm - 0,001um - 10^-9 |
| 1 Angstrom | 0,1nm - 10^-10 |
| Oplossend vermogen | Vermogen om 2 punten op afstand nog te onderscheiden |
| Fasecontrast microscoop | Verandering in optica van de microscoop |
| Donkerveld microscoop | Licht stop geplaatst, licht niet gecondenseerd in objectief maar erbuiten - omlijning structuren zichtbaar |
| Polarisatiemicroscoop | Evenwijdige structuren in weefsel zullen licht dubbel breken en worden zichtbaar - van 2 opzichten wordt licht doorgelaten |
| DAPI | Bindt aan dubbelstrengs DNA |
| Dichroom kleuring | 2 kleurstoffen |
| Trichroom kleuring | 3 kleurstoffen - meer onderscheid in soorten weefsel |
| Histochemie | Scheikundige reactie in weefsel/celdelen |
| Enzymhistochemie | Alleen bij vriessnede - geen fixatie, zou enzymen onderbreken / inactiveren - fosfatase, alkalische en zure - esterase, vetzuren, aspecifiek en specifiek - dehydrogenase, verschillende stappen in metabolische cycli, specifiek substraat en remmers |
| Autoradiografie | Weefsel is zelf radioactief - zeer gevoelig en moeilijk om mee te werken |
| Immunohistochemie | Met anitstoffen |
| Protoplasma | Alle levende materie - nucleoplasma / karyoplasma in de kern en cytoplasma met celmembraan rond de kern |
| Organellen in de cel | Goed georganiseerde structuren - nodig voor de cel om te overleven - specifieke opdracht - in bijna alle cellen |
| Kern | Nucleolus - kernmembraan - chromatine, euchromatine en heterochromatine |
| Cytoplasma | ER, glad en ruw - golgi complex, elektronen dens, intracellulaire vertering, ophalen van stoffen - lysosomen, ontstaan uit endosomaal complex, vroeg of laat - centrosoma - microtubulli, vanuit centrosoma, zodat alles op dezelfde plaats blijft, transport - intermediaire filamenten - ribosomen - polysomen, ribosomen in een groep, aanmaak van eiwitten - mitochondriën, energie leveranciers, energie komt vrij bij afsplitsen van fosfaat groep, ATP, ADP + Pi + E - peroxisomen, ernstig als hier iets mis mee is - lysosomen |
| Celinclusies / paraplasma | Structuren in de cel - niet noodzakelijk voor leven - meestal tijdelijk - secreetgranules / vesikels - pigmentkorrels - vetvacuolen - glycogeen |
| Metaplasma | In bepaalde cellen / groepen - tijdens celdeling |
| Hyaloplasma | Deel van cytoplasma waarin geen structuurelementen voorkomen - vocht + eiwitten - functie in metabole processen |
| Granule | Opgeslagen in cel en pas actief bij activatie |
| Vesikels | Continue actief |
| Omnivalent | Meerdere taken |
| Univalent | 1 taak |
| Trilaminair celmembraan | 2x elektronen dens van 2,5nm en 1x translucent van 5nm - samen 9nm |
| Lipide-proteine model | ?? Statisch model |
| Vloeibaar lipide-proteine model | ?? Niet statisch |
| Lipiden | 5000 verschillende, 100 families - 3 belangrijk - fosfolipiden - cholesterol - glycolipiden |
| Fosfolipiden | Amfifatisch molecuul - glycerol als basis + fosfaatgroep + zijketen |
| Amfifatisch molecuul | Ene kant hydrofiel en andere kant hydrofoob |
| Cholesterol | Steroïdenstructuur - 3 6ringen en 1 5ring - polair hoofd en apolaire vetzuurstaart |
| Glycolipiden | Polair hoofd / suikers / suikerpolymeren / vertakte suikers - apolaire vetzuur staart |
| Proteïne | Eiwit - structuur eiwit, 10.000 aminozuren, eigenschappen bepaald door de zijketen - reactie, water wordt afgesplitst en een peptide binding wordt gevormd - primaire structuur, alfa helix, gaat spiraliseren voor secundaire structuur, verder spiraliseren voor tertiaire structuur, meerdere eiwitten bij elkaar voor kwartrenaire structuur |
| Integraal eiwit | Intensiek - aan 1 kant van membraan - partieel - intracellulair - extracellulair - transmembranair eiwit |
| Transmembranair eiwit | Kunnen lateraal bewegen / migreren - intrinsiek |
| Perifeer eiwit | Extrensiek - losjes verbonden aan celmembraan - binnenkant / buitenkant - gebonden aan integraal eiwit via elektrostatische bindingen, covalent / waterstofbrug |
| Functies eiwitten | Verbindingseiwitten - kanaal - pomp - bi-directioneel - receptor |
| Verbindingseiwitten - functie | Structureel, intrensiek, zorgen voor structuur en cel-cel verbindingen - linker, integraal / transmembranair, cytoskelet gelinkt aan extracellulaire matrix (bindweefsel / kraakbeen) |
| Kanaal - functie | Meerdere hydrofobe zijketens - transport laag moleculaire stoffen / kleine stoffen met concentratiegradiënt mee - kanaaltje kan ook verdwijnen, openen en sluiten kost energie |
| Pomp - functie | Kanaaltje alleen dan actief transport, kost energie, tegen concentratiegradiënt in - transport van buiten naar binnen - door binding molecuul, structuur van het eiwit verandert, enzymatische werking pomp geactiveerd, ATPase - ATP -> ADP + Pi + E |
| Bi-directioneel - functie | Transport gebeurd tegelijkertijd - 2 natrium omhoog en 1 kalium naar beneden - niet in evenwicht - potentiaalverschil, hogere lading buiten de cel - membraanpotentiaal, sterk aangesproken bij prikkeling cellen, zenuw/spier |
| Receptor - functie | Signaaloverdracht - sleutel-slot principe - 1e boodschapper, structuursverandering - deel eiwit tot expressie, signaal doorgegevel en herkent door proteine G de 2e boodschapper - intracellulaire pathways geactiveerd - kinase activiteit, plaatsen fosfaatgroep op ander molecuul - fosforylatie, pathways, cel reageert op signaal molecuul |
| Celmantel | Bestaat uit mantel suikers - glycocalyx / cell-coat / glycolemma - aanwezig in elke cel - bestaat uit glycolipiden, glycoproteine en proteoglycaan |
| Functie celmantel | Extra beschermingslaagje / fysische barrière; mechanisch, andere cellen geen contact en chemisch, enzymen stuiten eerst op alle suikers - communicatie, cel-cel, eiwitten met specifieke bindings affiniteit, lectine, alle eiwitten die specifieke suikers binden |
| Functie membraanstructuren | Barrière tussen extra/intracellulaire structuur - compartimentatie |
| Selectieve barrière | Cel bepaald welke stoffen wel/niet door membraan kunnen - zolang de cel leeft |
| Kanalen - transmembranaire eiwitten - selectieve barrière | Passief transport - open / gesloten - hydrofiele stoffen, kleine stoffen kunnen vrij diffunderen, met concentratiegradiënt mee, waterkanaaltje |
| Carrier - transmembranaire eiwitten - selectieve barrière | Actief transport - vraagt energie, ATP - eiwitten worden nooit op 1 van deze manieren door een membraan gebracht |
| Cel-cel herkenning | Samenwerking tussen cellen - celmembraanreceptor - morfogenese, contactinhibitie, immuunrespons |
| Oppervlakte toename | Modificatie in celmembraan, meer oppervlak / inhoud |
| Microvilli | Gestreepte zoom in de darm en borstelzoom in de nier |
| Stereocilliën | Beperkte plaatsen van microvilli |
| Intracellulaire kanalen / apicale instulpingen | Maken door hoofdketen contact met lumen door middel van kleine uitlopers - intracellulaire kanaaltjes |
Want to create your own Flashcards for free with GoConqr? Learn more.